E.J.R. van Loo, L.M. van Roozendaal, M.H. van Gool, J. Busari, J.A. Kragten, K.W.E. Hulsewé, Y.L.J. Vissers, E.R. de Loos
Vrijdag 12 mei 2017
14:25 - 14:28u
in Zaal 80/81
Categorieën: Longen, Poster
Parallel sessie: V14 - Melanoom / weke delen / hoofdhals
De gemodificeerde Ravitchtechniek wordt uitgevoerd ter correctie van een pectus excavatum. Na correctie door transverse sternotomie, wordt het sternum gefixeerd met mesh. Bij deze procedure kan pseudoarthrose van het sternum als complicatie optreden. Wij bestudeerden of fixatie van het sternum middels hoekstabiele plaat-schroefosteosynthese leidt tot minder symptomatische pseudoarthrose dan meshfixatie.
Voor deze retrospectieve studie includeerden wij alle patiënten die in ons centrum tussen maart 2006 en september 2016 een gemodificieerde Ravitchprocedure hebben ondergaan. Bij alle patiënten werd het gedeformeerde ribkraakbeen geëxcideerd met behoud van het perichondrium. Tot maart 2012 werd het sternum na transverse sternotomie standaard gefixeerd met mesh. Vanaf maart 2012 werd het sternum gefixeerd met plaat-schroefosteosynthese. Primaire uitkomstmaat was het optreden van symptomatische pseudoarthrose, secundaire uitkomstmaat was het totaal aantal complicaties. Verschillen tussen meshfixatie en plaat-schroefosteosynthese zijn getoetst op significantie met behulp van een t-toets (p<0.05). Data worden gepresenteerd als gemiddelde +/- SD.
In totaal zijn 49 patiënten (32 mannen, 17 vrouwen) geïncludeerd in deze studie. Bij 21 patiënten (42%) werd het sternum gefixeerd met mesh en bij 28 patiënten (48%) met plaat-schroefosteosynthese. De gemiddelde follow-up was 21 maanden, range 1-59. De diepte van de pectus (Hallerindex) was gelijk in beide groepen (mesh 3.5±2.3 versus plaat-schroefosteosynthese 3.7±1.1, ns). In de groep met meshfixatie zagen wij significant vaker symptomatische pseudoarthrose (14%) dan bij plaat-schroefosteosynthese (0%) (p<0.05). Ook het totaal aantal complicaties was groter bij de groep met meshfixatie (33%, wondinfectie, pericardvocht, seroom) dan bij plaat-schroefosteosynthese (7.1%, wondinfectie, seroom, atriumfibrilleren) (p<0.05).
Consolidatie van de correctie-osteotomie van het sternum is een uitdaging na een gemodificeerde Ravitchprocedure. Symptomatische pseudoarthrose van het sternum kwam in deze cohortstudie significant minder voor na plaat-schroefosteosynthese dan na meshfixatie. Fixatie middels plaat-schroefosteosynthese is dus een goed alternatief op de bestaande techniek, met veelbelovende eerste resultaten.