Volaire plaatfixatie versus gipsimmobilisatie in gedisloceerde extra-articulaire distale radius fracturen: een multicentrische gerandomiseerd onderzoek


M.A.M. Mulders, M.M.J. Walenkamp, J.C. Goslings, N. Schep

Voorzitter(s): dr. F.W. Bloemers, traumachirurg, VUmc, Amsterdam & dr. J.M. van de Wall, AIOS heelkunde, UMC Utrecht, Utrecht

Donderdag 11 mei 2017

15:25 - 15:35u in Brabantzaal

Categorieën: Trauma, Vrije voordracht

Parallel sessie: V01 - Traumachirurgie


Introductie 

Ondanks de hoge incidentie gedisloceerde extra-articulaire distale radius fracturen en de gevolgen van suboptimaal management, is het nog altijd onduidelijk hoe deze fracturen behandeld moeten worden. Het doel van deze gerandomiseerde studie was om de functionele uitkomsten te vergelijken tussen volaire plaatfixatie en gipsimmobilisatie in gedisloceerde extra-articulaire distale radius fracturen.

Methode 

Een multicentrische gerandomiseerde studie in patiënten van 18 tot 75 jaar met een adequaat gereponeerde extra-articulaire distale radius fractuur (AO type A2/A3). Primaire uitkomstmaat was de functionele uitkomst gemeten met de Disability of the Arm, Shoulder and Hand (DASH) vragenlijst na 12 maanden. Secundaire uitkomsten waren de functionele uitkomst gemeten met de Patient-Rated Wrist Evaluation (PRWE) vragenlijst, kwaliteit van leven gemeten met de Short Form-36 (SF-36) vragenlijst, functie van de pols en grijpkracht, pijn, radiologische uitkomsten en complicaties. Patiënten werden op de polikliniek gezien na 1, 2/3 en 6 weken, en na 3, 6 en 12 maanden.

Resultaten

Negentig patiënten werden gerandomiseerd tussen volaire plaatfixatie (47 patiënten) en gipsimmobilisatie (43 patiënten). De mediane leeftijd was 59 jaar (IQR 46 – 65) en 73% was vrouw. Mediane DASH scores waren significant beter in de geopereerde groep na 6 weken (p<0.001), en na 3 (p<0.001), 6 (p=0.005) en 12 maanden (p=0.012). Hetzelfde gold voor de PRWE scores en de fysieke score van de SF-36. Conservatief behandelde patiënten hadden een slechtere supinatie (p=0.003), dorsoflexie (p=0.012), palmairflexie (p=0.007), en grijpkracht (p=0.011) na 12 maanden. Elf fracturen (26%) redisloceerden en negen patiënten (21%) hadden een symptomatische malunion waarvoor een correctieosteotomie werd verricht. 

Conclusie 

Patiënten met een operatief behandelde gedisloceerde extra-articulaire distale radius fractuur hebben betere functionele uitkomsten na 12 maanden, gemeten met de DASH en de PRWE vragenlijst, vergeleken met conservatief behandelde patiënten. Bovendien wordt de helft van de conservatief behandelde patiënten alsnog geopereerd in verband met een redislocatie of een symptomatische malunion.

DASH scores gedurende follow-up
PRWE scores gedurende follow-up