Een propensity score matched analyse van open versus minimaal invasieve transthoracale oesophagusresectie in Nederland


M.F.J. Seesing, S.S. Gisbertz, L. Goense, R. van Hillegersberg, H.M. Kroon, S. Lagarde, J.P. Ruurda, A.E. Slaman, M.I. van Berge Henegouwen, B.P.L. Wijnhoven

Voorzitter(s): dr. R. Mathijssen, chirurg, UMC Utrecht, Utrecht & dr. T.J. Weijs, AIOS heelkunde, UMC Utrecht, Utrecht

Vrijdag 12 mei 2017

10:10 - 10:20u in Auditorium

Categorieën: Upper GI, Vrije voordracht

Parallel sessie: V08 - Upper GI


Introductie 

Middels prospectief gerandomiseerd onderzoek is aangetoond dat een minimaal invasieve oesophagusresectie (MIO) leidt tot een verminderde incidentie van pulmonale complicaties vergeleken met een open oesophagusresectie (OO). Het doel van deze studie was om de MIO te vergelijken met de OO in een nationaal cohort.

Methode 

Alle patiënten die een transthoracale oesophagusresectie in verband met een oesophaguscarcinoom ondergingen tussen 2011 en 2015 werden geselecteerd uit de nationale “Dutch Upper GI Cancer Audit” database. Transhiatale, hybride en spoedprocedures werden geëxcludeerd. Patiënten die een OO ondergingen werden vergeleken met patiënten die MIO ondergingen. Propensity score matching (PSM) werd gebruikt om de verschillen in patiëntkarakteristieken te elimineren. Het primaire eindpunt was pulmonale complicaties binnen 30 dagen postoperatief, secundaire eindpunten waren morbiditeit, mortaliteit, opnameduur en pathologie.

Resultaten

Er werden 1727 patienten geincludeerd. Na PSM was het percentage met een of meer complicaties 62.6% na OO (N=433) en 60.2% na MIO (N=433)(p=0.468). Het aantal pulmonale complicaties verschilde niet tussen de groepen: 34,2% (OO) versus 35.6% (MIO)(p=0.669). Naadlekkages (15.5% vs. 21.2%,P=0.028) en reinterventies (21.1% versus 28.2%, P=0.017)) kwamen vaker voor na MIO. De mortaliteit bedroeg 3.0% in de OO groep en 4,7% in de MIO groep (P=0.209). Mediane opnameduur was korter na MIO (14 versus 13 dagen (p=0.001). Het percentages radicale resecties verschilden niet tussen beide groepen (93%). Het mediaan aantal gereseceerde lymfeklieren was 18 (OO) versus 20 (MIO)(p<0.001). 

Conclusie

De mortaliteit en het percentage pulmonale complicaties waren gelijk in beide groepen. MIO leidde tot een kortere opnameduur en een verhoogd aantal gereseceerde lymfeklieren, echter ging dit ten koste van het aantal naadlekkages en reinterventies.